Jaap Moerman kan met recht een icoon genoemd worden van de archeologie en geschiedenis van Apeldoorn.
Hij was de eerste die onderzoek deed naar de aanwijzingen voor een grootschalige middeleeuwse ijzerproductie op de Veluwe en daar met uitgebreide publicaties aandacht voor vroeg. Ook prehistorische vondsten, watermolens en rood zand waren onderwerp van zijn onderzoekingen. Voor dat onderzoek was hij veelvuldig in het veld te vinden en had contact met vele professionals in de archeologie in heel Europa.
Hijzelf daarentegen deed zijn archeologisch en historisch onderzoek in zijn vrije tijd. Opgeleid als onderwijzer had hij naast zijn onderzoek nog vele andere bezigheden als broodwinning en liefhebberij, waaronder het maken van keramiek, fokken van zilvervossen, tekenen en schilderen, kweken van zijderupsen en de vrijwillige brandweer.
(foto: Jaap Moerman bij zijn pottenbakkershuis)
------------------------------------------------------------------------------------------
Jaap Moerman was een bijzonder man. Geboren op 4 juli 1885 als zoon van het hoofd van openbare school no 8 te Ugchelen was hij net als zijn broers voorbestemd om onderwijzer te worden. Na opgeleid te zijn aan de Rijkskweekschool te Deventer, waar hij aktes haalde voor onderwijzer, handtekenen en hoofdonderwijzer werd hij in 1905 inderdaad onderwijzer op een school in Wageningen. Maar daar was de jonge Moerman niet gelukkig, zijn hart lag niet bij het onderwijs. Zijn familie zag dat ook in en kocht, in het besef dat Jaap een bijzondere jongen was, voor hem een terrein aan de Jachtlaan. Daar werd speciaal voor Moerman in 1917 een pottenbakkershuis - met een grote oven in het midden- gebouwd en fabriceerde hij talloze stukken aardewerk. Ook tekende en schilderde hij graag.
Naast deze creatieve kant had hij ook een zeer onderzoekend en wetenschappelijk karakter. Zijn nieuwsgierigheid ging uit naar de archeologie en historie van de Veluwe. Veelvuldig trok Moerman er op uit om archeologische sporen in kaart te brengen. Eigen kritisch onderzoek tot in de kleinste details kenmerkt zijn werk. Op alles wat los en vast zit maakte hij aantekeningen en schetsjes. De noeste arbeid verwerkte hij in een hele serie publicaties, vooral over de middeleeuwse ijzerproductie, maar ook molens en sprengen en rood zand. Zijn creativiteit liet hij los op tekeningen en experimenten voor zijn onderzoek.
Omdat de verkoop van zijn aardewerk weinig geld opleverde, probeerde hij met het fokken van zilvervossen en kweken van zijderupsen in een inkomen te voorzien. Daarnaast werd hij waarschijnlijk financieel ondersteund door zijn familie. Hij ging ook vaak eten bij zijn moeder in de Grifstraat. Nadat zijn moeder overleden was kon hij voor het eten terecht bij de dochter van onderwijzer Sanders, een oud-collega van zijn vader. Met haar kon Jaap het blijkbaar goed vinden want op 18 juli 1940 - hij was toen de vijftig al ruim gepasseerd - trouwde hij met deze dochter, Willemina Jacoba Sanders. Hij trok bij haar in aan de burgemeester Tutein Noltheniuslaan, alwaar zij een eigen artsenpraktijk had.
Na de oorlog maakten Jaap en zijn vrouw vele reizen naar Italië, Griekenland, Spanje en Marokko. Ook op deze reizen was hij nog archeoloog want ze bezochten vaak oudheidkundige bezienswaardigheiden en Moerman besprak zijn reizen met zijn wetenschappelijke contacten in binnen- en buitenland. Mevrouw Moerman legde hun reizen vast in plakboeken. Tussen de zorgvuldig gerangschikte ansichten en entreebewijzen zijn ook foto's van haar echtgenoot, waarbij zij dan iets heeft genoteerd als 'de archeoloog in zijn element'.
Net zo kritisch als Jaap Moerman was op de gegevens die hij onderzocht was hij dat op de publicaties en daden van anderen, vooral als die de (pre-)historie of waarheid geweld aan deden. Dat uitte hij in vele brieven en krantenartikelen. Door aandacht te vragen voor de locale oudheden heeft hij samen met zijn vriend Hardonk diverse archeologische plaatsen behouden of vlak voor verdwijnen onderzocht en door publicaties veel van zijn verworven kennis gedeeld. Tot zijn dood op 24 mei 1965, bijna 80 jaar oud, heeft hij zich beziggehouden met onderzoek naar de (voor)geschiedenis van de Veluwe.
(foto: Kritische opmerkingen op een krantenbericht)
Na het overlijden van Jaap werd zijn collectie door zijn vrouw geschonken aan de gemeente Apeldoorn en deze bevindt zich nu in CODA. Het archief bestrijkt ongeveer twee meter dozen en is een nogal bonte verzameling van aantekeningen, schriftjes en knipsels over de meest uiteenlopende Apeldoornse historische onderwerpen. Daarnaast bestaat de collectie vooral uit archeologische vondsten en een geologische verzameling. Een grote collectie van 49 stuks aardewerk is geschonken door Mevrouw Verdenius, een nicht van Jaap Moerman. Diverse personen hebben de afgelopen jaren veel tijd besteed aan het ordenen, ontsluiten en onderzoeken van dit zeer interessante materiaal. Daarvan moeten zeker Cor Tijink, Jan Weertz, Ben Teule, Stefan Rutten en Lynn Jansen of Lorkeers genoemd worden. In de volgende blogs zullen de vele kanten van Jaap Moerman nader belicht worden op basis van deze collectie.