Waar nu de HEMA staat, verkocht in 1902 de weduwe G.S. Hendriks-Meijer anti-reumatische watten voor 30 cent per pakje. Zoals is te lezen in de Arnhemse Courant van 8 februari 1902. Een paar jaar later, in 1905, opende de weduwe op de Dorpstraat 54A haar Magazijn De Katoenbaal. Ze was tevens het depot van de Koninklijke Stoomververij en Chemische Wasserij F.P. van Ham in Amsterdam. De dames konden er ook terecht voor handwerken, glacé, castor of rubberen, zijden en wollen handschoenen. Of voor lavallières of stropdassen, fichus of kanten kragen, stola’s en gazes de lis of gazen doeken. Maar ook voor toilet zepen en eau de cologne. De door haar gekozen naam was niet specifiek Apeldoorns. In Haarlem stond een gelijknamig magazijn.
Voordat de huizen een nummer kregen, was een kadastrale verwijzing gebruikelijk. Het kon dan gebeuren dat er twee nummers in omloop waren. Voor Magazijn De Katoenbaal was dat Dorpstraat A54 dat later huisnummer 79 werd.
De winkel van weduwe Hendriks-Meijer werd overgenomen door Herman M. Nieuwenhuizen die in 3 mei 1873 in Breukelen was geboren. De nieuwe eigenaar adverteerde regelmatig in de Nieuwe Apedoornsche Courant. Klanten konden in Magazijn Katoenbaal terecht voor zuiver en half wollen, katoenen, tricot, rameh (Chinees linnen of brandnetel flanellen) en net ondergoed. Of ze konden zichtzendingen aanvragen. Voor de jeugd waren er ‘ijzersterke schoolkousen’ verkrijgbaar.
De loop naar Magazijn De Katoenbaal zat er goed in. Een paar jaar later waren er ook dames handwerken, zakdoeken met een monogram, handschoenen, meisjes-, huishoud- en dienstbodenschorten, koralen tassen en beursjes en parfum te koop. Maar ook houtsnijwerk, naaldenkokers, horlogestandaards, postzegeldoosjes, tafelschuiers, notenkrakers, inktpotten, sigarettenkokers en doosjes. Trots werd aandacht gevraagd voor de speciale Sint Nicolaasetalage achter in het Magazijn. Ook voor babyartikelen, korsetten en haakgaren kon men er terecht.
De advertenties van Magazijn De Katoenbaal lezen als over een voorbije tijd. De eigenaren konden toen nog niet weten dat zij de loop naar de huidige HEMA hadden gebaand.
De naam van de uitbaatster, weduwe G.S. Hendriks-Meijer, doet vermoeden dat we met een wat oudere dame te maken hebben, maar dat is niet het geval. Annetta Lucia Meijer, oorspronkelijk uit Haarlem afkomstig, was pas 32 jaar toen ze met haar kinderen naar Apeldoorn verhuisde. Het online bevolkingsregister van CODA vermeldt op 2 juli 1887 haar als winkelier. Haar gezin bestond uit Gerbrand (7 jaar), Maria (6 jaar), Annetta Lucia jr. (5 jaar). Johann Diederik (4 jaar) en Jacoba Hendrika (3 jaar). De keuze van Annetta Meijer voor het ‘Magazijn De Katoenbaal’ in Apeldoorn is zo vreemd nog niet. Haar moeder was uitbaatster van eenzelfde magazijn in Haarlem.
Hoewel het erop leek dat Annetta Meijer uit Haarlem afkomstig was, is dat maar gedeeltelijk waar. Ze had met haar echtgenoot Gerbrand Siebrand Hendriks en kinderen in Den Burg op Texel gewoond. Hij was daar hoofd van de plaatselijke MULO. Na zijn overlijden keerde ze met haar kinderen terug naar Haarlem.
Op de foto is de weduwe G.S. Hendriks-Meijer links nog net voor haar winkel zichtbaar. Op het bord onder de daklijst zijn de laatste drie letters van ‘Katoenbaal’ te lezen.
Meer over deze uitbaatster van het ‘Magazijn De Katoenbaal’ en haar zoon Gebrand is binnenkort te lezen op de website van Het geheugen van Apeldoorn.
Vrijwel meteen nadat ze Magazijn had geopend, adverteerde Annetta als wed. G.S. Hendriks-Meijer vanaf eind oktober 1887 in de Apeldoornsche Courant. Haar assortiment ‘In Garen en Band’ was voor toen heel gebruikelijk met breikatoen en -wol, handwerken, gebreide artikelen, hoedjes, zijden en glacé dames- en herenhandschoenen, tricot kleding en ondergoed, kousen, sokken en kniewarmers, corsetten voor de dames en slobkousen voor de heren, huidversterkend ondergoed van Indische netelvezels en nog veel meer. Later konden haar klanten hun handschoenen bij haar laten wassen en konden de dames er hun corsetten laten repareren.
In maart 1889 verhuisde ze van haar voorlopige winkel naar het pand er tegenover, waar ze haar Magazijn De Katoenbaal definitief vestigde. Ze was zo bekend dat haar buurman banketbakker E. Roeterdink in zijn advertenties vermeldde dat zijn zaak ‘naast de Katoenbaal’ stond. Hoewel hij hofleverancier was, was zijn buurvrouw een betere aanbeveling. Gedurende elf jaar was weduwe G.S. of Annetta Hendriks-Meijer gezichtsbepalend voor Magazijn De Katoenbaal. In haar laatste levensjaren sukkelde ze met haar gezondheid. Ze overleed op 2 juni 1899 op vierenveertigjarige leeftijd. De rouwadvertentie werd ondertekend door haar moeder en schoonmoeder voor haar vijf kinderen. Op 30 juni werd ze failliet verklaard. Een maand later handelde notaris R.A. van der Poll haar nalatenschap af.
Omdat haar oudste dochter Maria Hendriks nog niet meerderjarig was, had de kantonrechter haar handlichting verleend, waardoor Maria als Firma Wed. G.S. Hendriks-Meijer “De Katoenbaal” haar moeders zaak kon voortzetten. Een kleine tien jaar later ontmoette Maria de uit Teuge afkomstige Jannes Veeneman. Ze trouwden 11 augustus 1910. Een jaar eerder had Maria besloten te stoppen, want in juli 1909 stond De Katoenbaal te koop.
Een nieuwe eigenaar was snel gevonden. Het was de uit Breukelen-Nijenrode afkomstige Herman Matthijs Nieuwenhuizen, die zijn toekomst in Apeldoorn zag. Hij trouwde in mei 1910 met Anna Vuurens en maakte in augustus als een echte Apeldoorner bezwaar tegen de zogenoemde aanslag ‘in den Hoofdelijken Omslag’. Die maand adverteerde hij met de uitverkoop van de nog aanwezige voorraad. In november berichtte de Apeldoornsche Courant de officiële overname van ‘De Katoenbaal’ op de Hoofdstraat: ‘De vroeger aldaar voorhanden zijnde artikelen worden zooveel mogelijk weder verkrijgbaar gesteld en uitsluitend van solide kwaliteit’. Voorts zou het assortiment worden uitgebreid. Na tweeëntwintig jaar was Magazijn De Katoenbaal in andere handen overgegaan.
In augustus 1912 deed De Katoenbaal ook mee aan de etalagewedstrijd. Het kleurrijke borduurwerk en de door de jury als prachtig beoordeelde geborduurde letter W door echtgenote Anna waren bijzondere blikvangers. De Katoenbaal haalde met 96 punten de derde prijs. In de aanloop naar Sinterklaas en Kerstmis richtte Nieuwenhuizen achter in de winkel vitrines in met passende geschenken. In de zomermaanden waren badkleding en badmutsen te koop. Hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was geweest, werd in november 1918 de vrede gevierd. Ter gelegenheid daarvan verkocht De Katoenbaal strikjes, linten, sjerpen, oranje en nationale linten.
De zaken gingen zo voorspoedig dat Nieuwenhuizen begin november 1919 op een veiling het woon- en winkelhuis op de Hoofdstraat 153 voor 24.500 gulden kocht. Later verruilde hij zijn woonruimte boven De Katoenbaal voor 'Mon Desir' op de huidige Oude Arnhemse weg 56. Na dertien jaar hield hij Apeldoorn voor gezien en verhuisde in 1923 met zijn gezin, inmiddels waren een dochter en zoon geboren, naar Breukelen-Nijenrode. Met zijn vertrek kwam een einde aan het bestaan van Magazijn De Katoenbaal op Hoofdstraat nummer 79.
Op 7 maart 1925 bood Herman Nieuwenhuizen in de Nieuwe Apeldoornsche Courant het winkel- en woonhuis op de Hoofdstraat 153 te koop aan. Blijkbaar viel de belangstelling tegen, want in januari 1926 riep hij de hulp in van notaris E.J. Brouwer. Die maakte bekend op 9 en 23 februari ‘in het Notarishuis … het zeer gunstig gelegen Woon- en Winkelhuis, met erf te Apeldoorn, Hoofdstraat 153, groot 2.13 Aren … bij inzet en toeslag publiek [te] verkoopen’. Op het pand rustte nog 2/3 hypotheek tegen 5 procent. De inzet bedroeg 19.500 gulden. Voor de aanvaarding en betaling gold als datum. De sleutel was bij het notariskantoor verkrijgbaar.
Op 23 februari 1923 werd het woon- en winkelhuis voor 20.500 gulden verkocht aan manufacturier M.A.J. Epping die ook op de Hoofdstraat woonde. De aankoop markeert de komst van een nieuwe winkeliersfamilie, van vader Matthias en zoon Willem Epping. Daarover meer in de volgende nieuwsbrief.
Manufacturier J. of M.A.J. Epping – Hoofdstraat 165
De koper die op 23 februari 1923 voor 20.500 gulden het Magazijn De Katoenbaal op de Hoofdstraat van eigenaar Herman Nieuwenhuizen had gekocht, heette M.A.J. Epping. In de wandelgangen en in advertenties noemde hij zich J. Epping. Op 14 december 1889 verscheen zijn eerste advertentie in de Apeldoornsche Courant. Daarin kondigde hij de opruiming van winterpaletots of korte jassen en jacquets aan. Tot 1919 zou Matthias Epping blijven adverteren. Geleidelijk aan veranderde hij zijn assortiment van manufacturen, mantels, garen en band, bedden en dekens in lappen en manufacturen.
Over het gezinsleven van Matthias Epping is heel weinig bekend, alleen dat de familie een hond had waarvoor ze ontheffing voor de hondenbelasting kreeg (besluit raadsvergadering augustus 1895).
Weldra werden de winkel- en woonruimte voor een gezin met opgroeiende kinderen te klein. In januari 1906 besloot Matthias Epping tot een aanmerkelijke verbouwing en uitbreiding van zijn Manufacturen-Magazijn. De voorgevel werd geheel gemoderniseerd met flinke etalageramen voor een beter daglicht in de opnieuw ingerichte winkel. De Apeldoornsche Courant berichtte erover op 13 januari dat jaar. De journalist concludeerde: ‘Zoo krijgen de winkels aan onze Dorpsstraat gaandeweg alle een beter aanzien en wordt ook bij de inrichting binnenshuis meer en meer rekening gehouden met de eischen des tijds’. Na twee maanden was de verbouwing voltooid. De journalist kon op 17 maart niets anders constateren dan dat ‘’t Is inwendig een belangrijke verbetering, doch ook uitwendig heeft ’t aanzien van het perceel er door gewonnen’.
Net als alle Apeldoornse winkeliers sloot ook Epping tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn zaak door de weeks om zeven uur ’s avonds.
Waren de winkels op de Hoofdstraat inmiddels gemoderniseerd, desondanks mopperde de gemeenteraad dat met name de rommel aan de achter- of zijkant van Eppings zaak wel mocht worden opgeruimd, of zoals de stukken van de raadsvergadering van 22 oktober 1926 samenvatten tot ‘de verbetering van den toestand achter het perceel van den Heer Epping’. Twee jaar later meende de gemeenteraad dat de verkeerssituatie op de hoek Badhuisweg-Hoofdstraat kon worden verbeterd. Het wachten was nog op toevoeging van de tuin van de firma Epping. 'Dan was 't heelemaal in orde en hadden we hier bijna een plein', zoals in de Nieuwe Apeldoornsche Courant van 28 april was te lezen.
Tot augustus 1929 was Adelheid de steun en toeverlaat van Matthias Epping. Die maand overleed ze 67 jaar oud. Een jaar later besloot Matthias Epping te stoppen als winkelier.
Maar dat betekende niet dat hij werkeloos op zijn stoel ging zitten. Integendeel.
Terwijl Magazijn De Katoenbaal van Annetta weduwe Hendriks-Meijer en later van Herman Nieuwenhuizen goed werden bezocht, wist het winkelend publiek ook de zaak van J. Epping te vinden. Inmiddels had zoon Willem de dochter van de schoenhandelaar G.J. Zonderland leren kennen. Wellicht kocht zijn vader in 1923 de winkel en het woonhuis van Herman Nieuwenhuizen met het idee dat Willem in dat pand zijn eigen schoenenzaak zou kunnen beginnen. Maar het liep anders. In 1925 nam Willem Epping de schoenenzaak op de Hoofstraat 178 van zijn schoonvader over en woonde met zijn gezin een aantal panden van zijn ouders verwijderd.
Tot augustus 1929 was Adelheid de steun en toeverlaat van Matthias Epping. Die maand overleed ze 67 jaar oud. Een jaar later besloot Matthias Epping te stoppen als winkelier.
Maar dat betekende niet dat hij werkeloos op zijn stoel ging zitten. Integendeel.
Reeds in 1906 was Matthias Epping benoemd tot kerkmeester van de Mariakerk op de Hoofdstraat. Het kon ook niet anders met een zoon die priester was in Britsoli op Noord-Borneo. Matthias Epping werd een gewaardeerd bestuurslid. Een aantal memorabele gebeurtenissen in diens bestuursjaren mogen niet onvermeld blijven. Op 30 oktober 1931 vierde hij zijn zilveren jubileum als kerkmeester. Die dag droeg deken Van Beurden de H. mis op, die werd bijgewoond door familieleden, collega’s van het kerkbestuur en parochianen. Na de mis was er in de pastorie een ontbijt in intieme kring. Epping werd op verzoek van de paus door de deken begiftigd met het erekruis pro Ecclesia et Pontifice. Ook was Epping betrokken bij de uitbreiding van het St Liduinaziekenhuis in mei 1931.Op 16 augustus 1937 ontving hij als kerkbestuurslid de jubilerende pastoor-deken G.C. Oostveen.
(Foto: Nieuwe Apeldoornsche Courant 16-08-1937)
Daarnaast was Epping ook lid van de plaatselijke commissie van het lager en voorbereidend onderwijs en van de Commissie tot Wering van Schoolverzuim voor Apeldoorn en Hoog-Soeren.
Op 15 mei 1942 overleed Matthias Antonius Josephus Epping op 84-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het kerkhof op de Oude Arnhemseweg. In zijn zaak zou op 23 maart 1950 installateur Firma A. van Reekum zich vestigen.
(Foto: CODA GA-035591 - 1951)